Verwacht Geen Wonderen Van Rouhani, Het Oliemannetje Van Het Regime

 

[NOOT: DIT ARTIKEL WERD IN OKTOBER 2013 ALS EERSTE GEPUBLICEERD IN DE INTERNATIONALE SPECTATOR, HET BLAD VAN INSTITUUT CLINGENDAEL, IN IETS AANGEPASTE VORM]

“Het publiceren van informatie over de situatie van gevangenen en over mensenrechten” is de aanklacht die de broers Chosrow en Massoud Kourdpour tegen zich uit hoorden spreken. De twee journalisten van de online news website Mokeryan verdwenen vervolgens achter dezelfde tralies waarachter ze al bijna vier maanden, zonder vorm van proces, hadden vastgezeten.

 

 

Ahmad Asgari werd door de inlichtingendienst van een bankje in een park in Teheran gelicht toen hij de broer van een politieke gevangene probeerde te interviewen.

 

 

Voor Fariba Pajooh was het niet de eerste keer dat de autoriteiten haar huis binnenvielen en haar meenamen voor verhoor en detentie. De journaliste, die werkt voor verscheidene reformistische kranten, bracht in 2009 al eens 120 dagen in eenzame opsluiting door in de beruchte afdeling 209 van de Evin-gevangenis.

 

 

Wat deze drie voorvallen in elk geval met elkaar gemeen hebben is dat zij – en tientallen soortgelijke gebeurtenissen – zich afspeelden ruim na 14 juni 2013: de dag waarop Hassan Rouhani president van Iran werd.

Image

 

Nederlandse nieuwsuitzendingen waren gevuld met beelden van feestvierende kiezers in de straten van Teheran, toen bekend werd dat Rouhani de verkiezingen had gewonnen. Pas in de allerlaatste dagen van de toch al korte campagne, toen verschillende hervormingsgezinde voormannen hun steun voor hem hadden uitgesproken, begon Rouhani’s kandidatuur kansrijk te lijken. De overmacht van stemmen en de snelheid waarmee de uitslag bekend werd gemaakt, verrasten vrijwel iedereen, zowel in Iran zelf als daarbuiten.

 

 

De reden voor alle vreugde bleek uit de slogans waarmee de uitingen van publieke blijdschap gepaard gingen. Daarin kwam de naam van Mir-Hossein Mousavi vaak terug; de man die in 2009 de strijd om het presidentschap aanging namens de reformistische Groene Beweging. Die stembusgang eindigde met een overwinning – of volgens sommigen: een aanwijzing – van Mahmoud Ahmadinejad. De Groene Beweging werd bloedig neergeslagen. Mousavi en andere oppositieleiders werden onder huisarrest geplaatst, waarin ze tot op de dag van vandaag verblijven. Rouhani, of geen Rouhani.

 

 

Sinds zijn aantreden heeft de nieuwe president zeker een heel andere toon aangeslagen dan zijn voorganger, die we ons in het buitenland vooral zullen herinneren als aanhanger van een duister soort apocalyptisch geloof, en om zijn voorliefde voor Holocaustontkenners. Rouhani componeert luchtige tweets, belt met Obama, glimlacht overtuigend en ontwapenend. Maar dat Rouhani over uitstekende communicatievaardigheden beschikt betekent nog niet dat hij tastbare verbetering kan brengen in de verhoudingen tussen Iran en de internationale gemeenschap. Het betekent niet dat hij in staat zal zijn verlichting te brengen in de politieke, sociale en culturele omstandigheden in Iran zelf. Het betekent niet eens dat hij dat wil.

 

 

Hassan Rouhani is geen vrijzinnige, progressieve geest die uit het niets het Iraanse politieke landschap is komen binnenwaaien. Hij is een hoge islamitische geestelijke die vanaf het begin betrokken was bij ayatollah Khomeini’s islamistische beweging, die begon in 1963. Sinds de revolutie van 1979 vervulde hij een hoofdrol in de kaping van de volksopstand tegen de Sjah door de radicale clerus, en in het marginaliseren van andere oppositiestromingen. Rouhani bekleedde verschillende hoge functies van staat, waaronder die van hoofdonderhandelaar in het atoomdossier.

 

 

Geen enkele dictatuur is monolithisch en eensgezind. In het addernest dat de Iraanse politiek is, met zijn vele facties, uiteenlopende agendas en vergaande vervaging van de grenzen tussen bestuur, gewapende macht en economische belangen, is Rouhani een overlever gebleken die met alle machtsblokken min of meer uit de voeten kan. Zijn persoonlijkheid en charme zullen daarbij zeker hebben geholpen, maar ook zijn gebrek aan ideologische richting en zijn vermogen om op het allerlaatste moment te kiezen voor de winnende partij. Rouhani is de volmaakte nummer twee van het regime. Het oliemannetje. Een man met invloed waar niemand lang boos op kan blijven.

 

 

Het zijn deze kwaliteiten die Rouhani’s chef, Opperste Leider Khamenei, nu goed kan gebruiken. De internationale sancties hebben hun verwoestende effect op de binnenlandse economie niet gemist. Geopolitiek is Iran alleen maar verder geïsoleerd geraakt, omringd als het is door vijandige Golfstaten, een onvoorspelbaar Afghanistan en een instabiel Irak, en regionale grootmachten Turkije, Egypte en Saudi-Arabie die proberen hun dominantie in het gebied te (her)bevestigen ten koste van Iraanse belangen. Teheran heeft minder vrienden dan ooit tevoren. Zelfs Rusland en China, wier steun historisch gezien toch al op zijn minst tweeslachtig en halfhartig was, hebben geen enkele behoefte aan een nieuwe atoommacht in de regio. En ondanks alle retoriek lopen ook zij tamelijk keurig in de pas met, bijvoorbeeld, de oliesancties. Het gebrek aan autonome Iraanse slagkracht komt, kortom, iedereen prima uit.

 

 

De sancties en de regionale politieke dynamiek hebben in elk geval dit effect gehad: Iran is geisoleerd en economisch uitgeput genoeg geraakt om een serieus gesprek te willen aangaan over haar nucleaire ambities. De les die Khamenei heeft geleerd in 2009 was: meer controle over massamedia en sociale bewegingen. Maar wat hij niet kan gebruiken is dat de toegenomen sociale en politieke repressie weer wordt teniet gedaan door een uitzichtloze economische malaise die de wanhoop en woede van de massa van nieuwe brandstof voorziet.

 

Rouhani’s opdracht is niet om sociale en politieke hervormingen door te voeren. Het is ook niet zijn taak om Iran weer op te doen nemen in de warme omhelzing van de internationale gemeenschap. Rouhani’s opdracht is de economie weer aan de praat te krijgen. Dat de president daarvoor een andere toon moet aanslaan, binnenslands en op het wereldtoneel, neemt de Opperste Leider voor lief. Tot op zekere hoogte. Hoopvolle perceptie en een cosmetische concessie hier en daar zullen de berichtgeving over Iran onder Rouhani nog wel even blijven bepalen. Maar het opgeven van een (vreedzaam) atoomprogramma, een progressievere maatschappelijke politiek, of respect voor de fundamentele en burgerlijke rechten van bijvoorbeeld Ahmad, Fariba, Chosrow en Massoud: dat zit er niet in. En wie zich rekenschap geeft van het politieke karakter en de loopbaan van Hassan Rouhani zal dat ook niet verwachten.

 

Maakt het uit of Iran een atoombom krijgt? Ja. En nee.

Aan de onderhandelingen over het Iraanse atoomprogramma, vandaag in Kazachstan, ligt een basale wens ten grondslag. De internationale gemeenschap wil niet dat Iran zich tot atoommacht ontwikkelt. De Iraniërs zeggen: dat doen we ook helemaal niet, maar overigens bepalen we dat zelf wel.


Maar los van de vraag of Teheran nu werkt aan kernwapens of niet: maakt het eigenlijk iets uit, of Iran een atoombom heeft? Het antwoord is: nee. Maar ook ja. Het hangt er maar vanaf hoe je verandering en dreiging definieert.

Veel mensen zien een kernwapen in de handen van de ayatollahs als een existentiele dreiging voor Irans tegenstrevers. Zoals Israel. Maar het begrip existentiele dreiging, als in een gevaar voor het bestaan zélf, wordt wel erg snel gehanteerd. Te snel.

Het conflict tussen Israel en Iran, in de zin van een potentiele rechtstreekse confrontatie, is in het gehele machtsspel in het Midden-Oosten en Iran daarin een volstrekte bijzaak. Maar zoals het vaker gaat: een side-show staat soms toch ineens op het hoofdtoneel.

Om te beginnen is er geen twijfel dat Israel een Iraanse nucleaire aanval op zijn grondgebied met gemak kan afschrikken. Israels conventionele militaire macht is veel groter en beter ontwikkeld dan die van Teheran en alleen al daarmee kan Israel, als het wordt aangevallen, Iran grondig verwoesten.

Ten tweede is Israel zélf een atoommacht. Althans, dat neemt de hele wereld aan. Dat Israel daarover zwijgt is logisch: erkenning door Israel zelf zou het land in het huidige controversiele politieke klimaat blootstellen aan ongekende internationale druk om op te geven wat Jeruzalem ziet als zijn laatste verdedigingslinie in een vijandige omgeving.

Maar dat Israels kernbommen misschien een existentiele levensverzekering zijn maakt van een Iraanse kernbom nog geen existentiele dreiging. MAD, de strategische theorie van Mutually Assured Destruction, gaat ook hier op. Zelfs als een Iraans atoomwapen Israel zou bereiken zijn Israelische lanceerinstallaties, bommenwerpers en onderzeeers nog altijd in staat Iran hetzelfde aan te doen, met vernietigende resultaten. Het wederzijds bezit van kernwapens is een garantie tegen het gebruik ervan, paradoxaal genoeg. En in tegenstelling tot wijd verbreide volkswijsheid zijn de mollahs niet gek, maar juist zeer rationele spelers op het internationale schaakbord.

Een Iraanse atoombom is dus geen existentiele dreiging voor anderen. Maar is het dan misschien wel gewoon een bedreiging? Jazeker. Als Iran een atoombom heeft, maakt het zich vrijwel onkwetsbaar voor existentiele dreiging tegen zichzélf. Met andere woorden: bezit van kernwapens versterkt de positie van het theocratisch regime tegen buitenlandse en binnenlandse pogingen tot omverwerping. Net als voor Israel is ook voor de ayatollahs het atoomwapen een ultimum remedium voor het eigen voortbestaan.

Maar Khomeini en Khamenei hebben toch een fatwa tegen kernwapens uitgesproken? Ja. En de paus heeft verklaard dat engelen bestaan. Wie de atoomfatwa serieus neemt, ontkent niet alleen de realiteit van machtspolitiek in het algemeen, maar geeft zich ook geen rekenschap van de specifieke school binnen shia islam waartoe Khomeini en Khamenei behoren. Binnen de usuli shia islam is verregaande eigen interpretatie van de hadith toegestaan of zelfs vereist, en een religieus leider mag eigen, nieuwe beginselen vaststellen zonder basis in koran of traditie. Daarbij komt dat religieuze leiders uit de politiek gedreven usuli shia school, Khomeini voorop, altijd volkomen openlijk hun religieuze uitspraken ondergeschikt hebben gemaakt aan het bereiken van politieke doelstellingen en verbreiding van macht. In goed Nederlands: het doel heiligt de middelen, en misleiding is volstrekt geoorloofd.

De beschikking over een kernwapen is ook op een andere manier bedreigend: Iran wil een regionale machtsfactor zijn en verleent actieve steun aan Teheran gunstig gezinde regimes en organisaties. Daarbij maakt het niet uit of Iran zijn kernwapen gebruikt of niet: het enkele bezit ervan verandert de regels van het spel fundamenteel. Iran zal zich dan zeker ongeremder voelen en misschien minder voorzichtig zijn in het leveren van steun, wapens, geld, kennis aan zijn vrienden: Hezbollah, Islamitische Jihad, Assad en anderen in Syrie, bondgenoten in Afghanistan en Irak, enzovoort. Die dreiging is voorstelbaar en voorspelbaar.

Een Iraans atoomwapen is dus voor niemand een existentiele dreiging. Maar een bedreiging is het zeker. Net zoals een Israelische aanval op Iran de regio kan destabiliseren met niet te voorziene gevolgen, zo zou de verkrijging van kernmacht door Teheran dat ook zijn. Daarmee is niet gezegd dat Iran ook werkelijk op het punt staat een atoommacht te worden, maar wel dat iedereen, Iran en de rest van de wereld, er belang bij heeft dat er duidelijkheid komt over de vreedzame doeleinden van Irans atoomprogramma.

Atoomayatollahs: spoorboekje bij de nieuwe gesprekken tussen Iran en de wereld

Op dinsdag 26 februari komen Iran en de internationale gemeenschap weer bij elkaar om te onderhandelen over Iran’s vermeende kernwapenprogramma. In Kazachstan dit keer. Niet de meest voor de hand liggende locatie misschien, maar het is nu eenmaal een land dat neutraal genoeg is voor beide partijen. De laatste keer dat er op topniveau werd gesproken was in Moskou, afgelopen juni.

Vanaf morgen praten Iran en de P5+1 opnieuw over een oplossing voor een oplopend conflict. Vijf vragen over de gesprekken in Kazachstan, en vijf antwoorden.

Khamenei

Wie zitten er eigenlijk aan tafel?

De hoofdonderhandelaar voor Iran is Saeed Jalili, de voorzitter van de Nationale Veiligheidsraad en een vertrouweling van de Opperste Leider, de geestelijke Ali Khamenei. En dus niet, zoals je misschien zou verwachten, de minister van Buitenlandse Zaken, Salehi, of een van zijn vertegenwoordigers. De verklaring daarvoor is dat in het Iraanse systeem de zeggenschap van de president – Ahmadinejad – en zijn kabinet over buitenlandbeleid zeer beperkt is. Over de grote vraagstukken wordt rechtstreeks door Khamenei en zijn eigen mensen besloten.

‘Internationale gemeenschap’ is een term die eensgezindheid suggereert. Maar zo is het natuurlijk niet, en de meeste naties in de wereld zitten niet aan de onderhandelingstafel. Deze internationale gemeenschap bestaat uit de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, dus de Verenigde Staten, Rusland, China, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Het vijftal wordt aangevuld met Duitsland. Daarom wordt dit gezelschap wel de P5+1 genoemd. De delegatie wordt aangevoerd door Lady Ashton, de ‘minister van Buitenlandse Zaken’ van de Europese Unie.

Bijkomende complicatie: Iran zit tegenover een nogal bonte verzameling landen. Geen van hen wil dat Iran zich ontwikkelt tot atoommacht, maar daar houdt de vergelijking ook meteen op. Elke tegenspeler in de P5+1 heeft een ander soort relatie  met Teheran, en onderling verschillende belangen.

De verhoudingen tussen Iran en Amerika zijn al verzuurd sinds 1979, het jaar van de islamitische revolutie en de gijzeling van Amerikaans ambassadepersoneel in Teheran (Ben Affleck kreeg net een Oscar voor zijn film Argo, die over die gijzeling gaat). De Verenigde Staten was ook de eerste die Iran sancties oplegde, in 1996 geformaliseerd in een wet, de ISA (Iran Sanctions Act) die later werd uitgebreid met nog veel meer sanctie-instrumenten.

Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, het EU-smaldeel in de P5+1, hebben allen een verschillende en soms gecompliceerde historie met Iran. Maar Europa heeft een veel directer belang bij Iran dan de VS. In de eerste plaats vanwege de geografische nabijheid: Iran grenst aan de Europese Economische Ruimte (Turkije) en de Europese ‘nabuurstaten’ Armenië en Azerbeidzjan. Bovendien is Europa een belangrijke afnemer van olie, het belangrijkste Iraanse exportproduct, en zou dat ook voor gas kunnen worden. Tenslotte speelt Iran potentieel een belangrijke rol als ‘hub’ van gas en goederen tussen Europa en Centraal-Azie. In termen van veiligheid, handel en energie zijn de ontwikkelingen rondom Iran dus van veel rechtstreeksere invloed op Europa dan op de VS.

Rusland en Iran zijn elkaars traditionele geopolitieke tegenstrevers in met name de Kaukasus, Afghanistan en sommige Centraal-Aziatische landen (zoals bijvoorbeeld Tajikistan, een Iraans-sprekend land). Met name in de Noord-Kaukasus en in Azerbeidzjan vreest Moskou de islamisering die vanuit Iran wordt gestimuleerd. China tenslotte is een willige energie-consument en handelspartner voor Iran die bovendien, net als Rusland en Iran, actief zoekt naar eigen voordeel in de wankele machtsbalans van Centraal-Azie.

Ook voor wat betreft opvattingen over internationale interventie verschillende de drie ‘blokken’ binnen de P5+1 onderling sterk. De VS leunen vaker op het sanctie-instrument om het gewenste resultaat te bereiken. Europa heeft traditioneel een voorkeur voor de wortel in plaats van de stok, en probeert meer via positieve prikkels veranderingen te bevorderen. Rusland en China staan wantrouwig tegenover het benutten van internationale besluitvorming en multilaterale actie om soevereine landen te dwingen tot wijzigingen.

Waarom zijn er eigenlijk sancties tegen Iran?

Het doel van de sancties is Iran te dwingen om op een verifieerbare manier te bewijzen dat het Iraanse nucleaire programma uitsluitend is bestemd voor vreedzame burgerdoeleinden. Iran is partij bij het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) dat onder andere bepaalt dat aangesloten landen geen (verdere) kernwapens ontwikkelen en verspreiden. Het toezicht op de nucleaire activiteiten in de aangesloten landen ligt bij het Internationaal Atoomagentschap, de IAEA.

In de afgelopen jaren is de indruk ontstaan, om te beginnen bij de IAEA, dat Iran onvoldoende openheid van zaken geeft over de aard van het atoomprogramma. Sinds 2006 heeft om die reden de VN Veiligheidsraad zes resoluties aangenomen waarin Iran wordt opgeroepen delen van zijn atoomprogramma stop te zetten. Iran weigert dat. Daarom hebben vanaf 2006 verschillende landen en internationale organen – waaronder de VN en de Europese Unie – net als de VS ook sancties ingesteld.

Aard en omvang van die sancties verschillen sterk. Terwijl de Amerikaanse maatregelen in de loop der jaren zo omvangrijk zijn geworden dat ze vrijwel alle handel met Iran verbieden, of in elk geval praktisch onmogelijk maken, hebben de EU en de VN een aantal sancties getroffen dat lijkt op dat van de VS, maar het totale aantal sancties is veel minder groot en verstrekkend.

Waar gaan de onderhandelingen op dit moment over?

Het conflict spitst zich op dit moment toe op het feit dat Iran hoogverrijkt uranium (20% en hoger) produceert. Dat is zeker nog geen wapenklaar uranium (daarvoor is een verrijkingspercentage van bijna honderd procent nodig) en het is niet per se verboden onder het NPV; maar in civiele atoomprogramma’s is het veel gebruikelijker om laagverrijkt uranium, 5%, te maken.

Iran zegt dat het hoogverrijkt uranium nodig heeft, onder meer voor de productie van medische isotopen. Maar de kernreactor in het Nederlandse Petten bijvoorbeeld, een grote wereldwijde maker van medische isotopen, stopte enkele jaren geleden met het verrijken tot 20%. Het probleem met hoogverrijkt uranium is dat het veel sneller tot wapenkwaliteit is te verrijken dan laagverrijkt uranium. Bovendien produceert Iran zijn hoogverrijkt uranium op een locatie, Fordow, die in het geheim werd gebouwd en diep onder een berg ligt. Daarnaast krijgt de IAEA er veel te beperkt toegang toe.

Aan de andere kant staan de sancties. Hoe groot de schade is die ze aanrichten aan de Iraanse economie is onderwerp van verhit debat, maar zeker is dat de olie-export, Irans belangrijkste inkomstenbron, met ongeveer 50% is gedaald en ook andere soorten export, zoals van olie-gerelateerde producten, vrijwel onmogelijk is gemaakt. Daardoor komen veel minder inkomsten (en dus ook buitenlandse valuta) binnen. Het gevolg is onder meer dat de Iraanse overheid belangrijke subsidies op levensbehoeften niet langer kan financieren en dat de voorraden buitenlandse valuta opraken, waardoor de import steeds moeilijker wordt.

Een nieuw Amerikaans sanctiepakket maakt nu bovendien vrijwel alle transacties met Iran onmogelijk, door nu ook te verbieden (naast al bestaande verboden op betalingen in Amerikaanse dollars en euro’s) dat handel plaatsvindt met als tegenprestatie goud of andere edelmetalen, waardoor de Iraanse export, met name natuurlijk olie, verder wordt lamgelegd.

Wat houden de gesprekken in Kazachstan in en leveren ze wat op?

Het eerste probleem is dat de twee partijen twee verschillende soorten onderhandelingen willen. Iran wil een stap-voor-stapbenadering, een proces waarin partijen gelijk oplopen in het geven en nemen: Teheran geeft wat toe op het probleem van het hoogverrijkte uranium, de P5+1 verzachten de sancties wat, en zo verder. Maar wat de VS en Europa willen is dat de Iran de eerste stap zet en de onderhandelingen begint met 3 belangrijke concessies: het stopzetten van de verrijking tot 20%, sluiting van de Fordow-installatie en naar het buitenland verschepen van zijn voorraad hoogverrijkt uranium.

Sluit ook niet uit dat Iran zal proberen het gesprek te verbreden buiten het atoomprogramma en de sancties zelf: Iran wil een belangrijke regionale macht zijn (in bijvoorbeeld Irak, Afghanistan, de Zuid-Kaukasus, de Golf, Bahrein, Palestina en tot op zekere hoogte Libanon en Syrie), maar ziet zich daarbij telkens de weg versperd door de VS en zijn regionale bondgenoten. Teheran zal willen proberen te benadrukken dat het land is omsingeld door vijandige machten. Dat het land zelf een vaak zeer schadelijke rol speelt in de landen om zich heen zal het daarbij natuurlijk onvermeld laten, en de VS hebben, door hun zichtbaarheid, de schijn tegen.

Zullen de gesprekken in Almaty iets opleveren? Nee. Niets substantieels in elk geval. Het is erg onwaarschijnlijk dat Iran, dat zich het mes op de keel voelt gezet, de unilaterale eerste stap zal maken zoals de VS en Europa dat lijken te wensen. Het kan zijn dat Rusland en China zullen proberen een compromis te vinden; zoals gezegd, de belangen en geopolitieke gewoontes binnen de P5+1 zijn zeer verschillend. Zelfs Europa zou nog een middenpositie kunnen innemen. Maar de kans op succes is erg klein.

Als het dan toch niks wordt, waarom zitten de landen dan überhaupt bij elkaar?

Simpel: om erger te voorkomen. Beide zijden begrijpen dat voortgang van gesprekken op zich (en dat is dus niet hetzelfde als voortgang in de gesprekken zelf) nodig is om militaire escalatie te vermijden.

Het doel van de gesprekken is dus: gesprekken. De volgende ronde zal waarschijnlijk plaats gaan vinden in september, nadat eerst, in juni, de presidentsverkiezingen in Iran zijn gekomen en gegaan. De P5+1 zetten in op een uitputtingsscenario. Ze hopen dat in het najaar het effect van de sancties op de Iraanse economie zo grondig zal zijn dat Teheran als vanzelf met concessies komt.

Iran daarentegen hoopt dat het vindingrijk genoeg zal zijn om hun olie op een alternatieve manier te exporteren en een nieuwe klantenkring aan te boren. Ook hoopt Teheran in de loop van het jaar de internationale opinie meer aan zijn kant te krijgen en vooral: een wig te drijven tussen de leden van de P5+,1 waardoor de eensgezindheid verdwijnt of zelfs de sancties worden verzacht.

Beide verwachtingen lijken op dit moment ijdele hoop. En zoals het er nu uitziet, zal ook in september geen definitieve oplossing worden gevonden.

Khamenei in Hollywood? Laten we kalm blijven, maar niet naief

Is het een onvoorstelbaar Hollywood-scenario? Of is het verhaal te onvoorstelbaar om verzonnen te kunnen zijn? Feit is dat de VS, Saudi-Arabie en Iran in een groeiende rel zijn verwikkeld over een (al dan niet) voorgenomen moordaanslag op de Saudische ambassadeur in de Verenigde Staten. Een rel die verstrekkende consequenties kan hebben voor de stabiliteit in de regio rondom Iran. En die Iran, de VS, Israel, Saudi-Arabie, de Golfstaten, Irak en andere landen in hernieuwd, bloedig geweld kan storten. Alle reden dus om het hoofd koel te houden.

What we know is that an individual of Iranian-American descent was involved in a plot to assassinate the ambassador to the United States from Saudi Arabia,” zo sprak President Obama vorige week. “And we also know that he had direct links, was paid by and directed by individuals in the Iranian government. Now, those facts are there for all to see. We would not be bringing forward a case unless we knew exactly how to support all the allegations that are contained in the indictment.”

Er bleek achteraf bezien weinig reden te zijn om President Johnson te geloven over Vietnam, en we herinneren ons allemaal nog de Weapons of Mass Deception van President George W. Bush. Maar dat de buitenwereld een Amerikaanse president, gezien de ervaringen uit het verleden, niet a priori gelooft als hij een ander land verkettert: dat beseft Obama natuurlijk ook. En toch waren de VS uitzonderlijk snel en scherp met hun veroordeling van de Iraanse betrokkenheid. Op dit moment trekken teams van Amerikaanse diplomaten de wereld rond om in andere hoofdsteden de bewijzen te tonen. Wat is er aan de hand? De feiten zoals we ze op dit moment kennen:

De Amerikaanse minister van Justitie Eric Holder maakte vorige week bekend dat de autoriteiten een poging hadden verijdeld om de Saudische ambassadeur in Washington te vermoorden, en om de Saudische en Israelische ambassades op te blazen. Een Iraans-Amerikaanse man en een officier van een elite-onderdeel van de Islamitische Revolutionare Garde zijn voor het New Yorkse gerecht in staat van beschuldiging gesteld. De perswoordvoerder van de Iraanse president Ahmadinejad en andere Iraanse functionarissen ontkennen elke beschuldiging van Iraanse betrokkenheid.

Let wel: de Amerikanen beweren niet dat de Iraanse regering, president of geestelijk leider formele besluiten hebben genomen om tot de aanslag over te gaan dan wel over gedetailleerde operationele kennis van het plan beschikten. Wel zeggen ze bewijzen te hebben dat individuele Iraanse regeringsfunctionarissen persoonlijk en rechtstreeks opdracht voor het plan hebben gegeven en de samenzweerders hebben betaald.

Als dat laatste waar is, dan heeft Teheran een probleem, net als Rutte een probleem zou hebben wanneer generaal Van Uhm of secretaris-generaal Van Zwol van Financien opdracht zou hebben gegeven een paar weerspannige Griekse parlementariers vervroegd hun Schepper te laten ontmoeten.

Veel commentatoren putten zich de laatste dagen uit om de Amerikaanse beschuldiging naar het rijk der fabelen te verwijzen. Manour Ababsiar, de vooruitgeschoven complottist, zou een instabiele halve gare zijn. En Niru-ye Ghods – het onderdeel van de Revolutionaire Garde dat achter het plan zou zitten, en dat nu zeer actief is in de contra-revolutie in Syrie – is veel te professioneel om een voormalige autoverkoper en een stel Mexicaanse drugsdealers te gebruiken voor een aanslag op zo’n belangrijk doelwit. Israel zit erachter. Noch Iran, noch de Saudi’s hebben enig belang bij een gewapend conflict. Enzovoort. Nee, zo luidt hun discours: de VS fabriceren een casus belli om Teheran nu eindelijk eens aan te pakken. Een andere verklaring is er niet.

Toegegeven: Japan, Afghanistan en Irak weten wat er met je gebeurt als je de VS op eigen grondgebied aanvalt. De Amerikanen hebben de neiging daar nogal grondig op te reageren. Dus het lijkt logisch te denken dat Iran daar niet aan zal willen beginnen, omdat het regime daarmee zijn eigen doodvonnis tekent.

Maar van militaire simulatiespellen tot het hoofdredactioneel commentaar in De Volkskrant wordt wel erg vaak de vergissing gemaakt te denken dat landen, als het tenminste om geopolitiek gaat, langs rationele lijnen en in voorspelbare scenario’s reageren op elkaars handelen. Dat is gewoonweg niet zo. Bovendien houdt het wegwerpgebaar dat velen nu richting Obama maken geen rekening met twee omstandigheden. Ten eerste is Iran al enkele jaren actief bezig zijn aanwezigheid op het Westelijk Halfrond uit te breiden. Er zijn geloofwaardige aanwijzingen voor Iraanse militaire activiteiten in bijvoorbeeld Venezuela en Cuba, en hardnekkige berichten dat het door Iran gesteunde Hezbollah in Mexico een bruggenhoofd heeft geslagen. En ten tweede: er is sprake van een toenemende machtsstrijd binnen het regime. Die strijd gaat deels over de ‘ziel’ van de Islamitische Republiek, maar ook over een meer gematigde of radicalere opstelling richting de buitenwereld, in het bijzonder de soennitische regeringen op het Arabisch schiereiland, en Israel en de VS.

Het is nog te vroeg om conclusies te trekken. Dus ook om nu al de Amerikaanse claims zomaar van de hand te wijzen. Het is niet ondenkbaar dat de zeer professionele Niru-ye Ghods ook wel eens een flater begaat, net zoals de zeer professionele CIA, KGB en Mossad dat wel eens doen. En het is al helemaal niet ondenkbaar dat de Amerikaanse operaties van Iran en Hezbollah nu in het stadium van uitvoerende tests zijn gekomen. Tenslotte: al lijkt het alsof deze aanslag ingaat tegen het rationele belang van het regime in Teheran: een ontevreden oorlogshitser binnen datzelfde regime is niet altijd rationeel.

Arjen de Wolff is directeur van de onafhankelijke Iraanse media-organisatie Radio Zamaneh, maar schrijft dit stuk op persoonlijke titel.

Iran State media demonizing free press: this is how they do it

Oppressive regimes in the Middle-East often use State Media to vilify and demonize independent sources of news. For a non-Arabic or non-Persian speaking public, it may be difficult to understand just how vicious these attacks can become.

In the case of Iran, broadcasters like my own Radio Zamaneh are the frequent subject of violent criticism by state-controlled media.  Of late, the Persian service of the BBC is being targeted, possibly for airing a documentary on Supreme Leader Khamenei a while ago.

I thought it would be interesting for a non-Persian speaking audience to provide an ad verbatim translation of one such attack against the BBC, which was aired on September 27th, 2011, on one of the major TV news channels. I won’t comment on it too much; just read it for yourself. Note that the Baha’i, mentioned in the news broadcast, is a faith forbidden in Iran, whose adherents are severely persecuted by the authorities.

Iranian TV comments on detention of people accused of cooperating with BBC

[News presenter] The detention in Tehran of a number of people connected to the government-linked television in England, the BBC, appears to be one of those cases that, the more the opposite side denies something, the more confident everyone becomes that there was in fact something going on.

Since the detention last week of a number of people linked to the BBC, the
official television in England has become pretty agitated, and some people
inside the country have also become very active revealing their hidden
agenda.

Only a few days ago, the intelligence minister [Heydar Moslehi] revealed the true nature of the BBC network which is working as a media cover for
England’s intelligence organization, carrying out intelligence activities
inside Iran.

[Actuality of a female BBC Persian newsreader] The BBC Persian says that it is an independent network and does not have any colleagues working for it inside Iran.

[Actuality of a male BBC Persian newsreader] The BBC Persian does not have anyone cooperating with it inside Iran, and basically it [BBC Persian] does not cooperate with anyone in that country.

[Actuality of an interview with a male BBC employee] Basically, we do not
have anyone cooperating with us inside Iran.

[News presenter] Those three people repeated that phrase in a single night
and in a single BBC newscast. The BBC repeated the same phrase several times on previous days. Why the official network of England is insisting so much that it does not have anyone cooperating with it inside Iran? It seems that the BBC’s repeated denials are somewhat amateurish and hasty, and instead of helping to prove its claim, it is helping its audience to come to the conclusion that the real story is something else. But, what is the real
story?

A few days ago, the intelligence minister said that the BBC network was
indeed a media cover for intelligence activities and the network is in fact
a Baha’i network.

[Actuality of a BBC Persian programme in which the presenter says] Today we have come to the port city of Haifa, in the north of Israel. Let us visit
this place, the international centre for the Baha’is in order to know the
Baha’is better and to see what they do here in Israel. A few streets away, I
went to visit Albert Lincoln, the secretary-general of the Baha’i community.

[News presenter] What is noteworthy here is the serious efforts of certain
people and currents who support the people who were linked to this Baha’i
network which pretends to be a media source but it is in fact an
intelligence network. House of Cinema which itself believes to be a trade,
issued a statement immediately after the detention of the people who were
linked with the BBC and said that the detentions were the result of a big
misunderstanding. This pretend trade even issued a second statement
supporting those who were detained and expressed regret about their
detention. In order to justify those people’s cooperation with the Baha’i
BBC network, the House of Cinema claimed that they cooperated [with the BBC] in order to earn a living. The interesting thing here is that the head of
the BBC Persian, despite previous denials that those people were linked with the BBC, has expressed his regret [about their detention].

[Actuality of the head of the BBC Persian] I really regret the detention of
those who are accused of cooperating with the BBC.

[News presenter] It seems that the circle of people linked with the Baha’i
BBC network, who are carrying out intelligence activities under the guise of media activity, has extensive and complicated dimensions. The majority of those people have been identified and we should wait to be informed about the dimensions of the case in future days.

[Video shows a BBC logo, as well as a logo saying “Baha’i Broadcasting
Corporation”]

Source: Vision of the Islamic Republic of Iran Network 2, Tehran, in Persian, 1700 gmt 27 Sep 11  – translation provided by BBC Monitoring

Make Iran fight its cyber war with the right enemy: Iran

As Europe and the world are still reeling from the internet hack at the Dutch SSL CA agent Diginotar, authorities all over the world are trying to answer the question: what will the wider consequences of this attack be, and who was responsible? Meanwhile, in space, similar attacks take place: instances of satellite jamming, the deliberate interruption of, for instance, TV- and radio signals, are decidedly increasing. The latest victim: BBC Persian, whose transmissions were interfered with several times through installations on the territory of the Islamic Republic of Iran. Previously, Radio Zamaneh has been repeatedly attacked in similar fashion.

Internet hacking and satellite jamming are expressly forbidden by national and international legislation. In the case of satellite jamming, for instance, a member-state can be banned from the ITU (International Telecommunication Union). As always, the problem is: proof. Because it is not that easy to determine that a sovereign state, rather than a few individuals, were responsible for the intentional disturbance of peaceful internet and satellite communications.

Nevertheless, The Islamic Republic of Iran is at the top of everyone’s list of suspects, it being the country from which most major recent hacking and jamming attempts that caught the public eye originated. In recent years, the Iranian authorities have invested heavily in acquiring the right expertise and technology. In the case of satellite jamming, it is usually easy enough to establish form where exactly the attack took place; in the cases of BBC Persian and Radio Zamaneh for instance, it was proven convincingly that the jamming took place from inside Iran’s borders. With internet hacking, things are not always that simple. Still, in the Diginotar-case, the pile of evidence pointing toward Iran has been stacked up so high that a link with Iran is as good as certain.

The political question that needs to be posed now is: what should Europe’s response be to this increasing digital and outer space aggression?

The answer could well be: return the favour to the aggressor, if a case against a state actor, for example Iran, can be made. Remove his TV- and radio signals from the skies, and ban his websites from the internet. The Iranian state uses public satellites and the internet for its own communications as well. Iranian state media like IRIB transmit on the very same satellites that are used by independent and opposition media. The Iranian government and state media have websites too. Even the Iranian banking system is highly dependent on satellites for its communications.

Satellite and internet providers are bound by legal agreements. They need European decisions on sanctions to be able to break their contracts. And the recent case of Libya, where Eutelsat broke off transmissions of the pro-Kadhaffi state-TV when Europe asked them to, indicates that satellite operators and internet providers are likely to comply when a political decision tells them to. Meanwhile though, some free advice to satellite operators: put state media on the same transponder as independent media. That way, when a country tries to jam free media, they jam themselves in the process. Just a suggestion.

The European Union should quickly put a strict and decisive mechanism of sanctions in place to punish communication criminals. Take out their channels for telecommunication and information as soon as one can reasonably assume that the internet or satellite attack was driven by a state actor. Let’s make Iran fight its cyber war with its proper counterpart: Iran.

A Despot removed, a Regime changed?

With President Ben Ali gone and the so-called Jasmin Revolution well under way in Tunesia, an interesting if somewhat baffling kind of wishful thinking seems to be taking hold of large sections of the media in both the Middle-East and elsewhere. The line of reasoning goes something like this: Tunesia will take a turn for the better, and here’s to hoping that Algeria, Jordan, Egypt and other countries will too. Some even muse that the ripple of change will spread from Tunesia not only through the Arab world, but to the rest of Africa, the Caucasus and Central Asia too.

Many believe that political change happens when the masses join forces and oust the brutal dictator that rules them. This view is somewhat romantic. More times than not, the ripple of change starts at the top, not the bottom. A dictatorship is never a one-man show. It’s a pyramid of many other powerful actors and factions. A despot is ousted by people that were once high up in the ranks of the regime themselves, or still are, and that inspire trust in the other members of the regime and the military. Albeit that simultaneous popular revolt can be helpful. The old King has outrun his usefulness and has become a liability for the other members of the ruling class. They want another King, and the powers that be hope that the new guy won’t change the state of affairs too much.

In the Middle East, in Central Asia, and in the Caucasus, that state of affairs is marked by a few recurring elements: the political elite and the state are one and the same. And the men that are in charge of the country, are also in charge of its main money makers: its companies and natural resources. The bureaucrats, the military leaders and their families and dependents profit from their combined hold on political and economic power.

As long as bread and oil are cheap, and taxes are not actually expected to be paid (because after all: the regime does not need taxes to enrich themselves) most people are content to accept their overlord’s political oppression, curbing of human rights, corruption and bad state of public services. As long as they are left alone when they keep their head down. It’s as it has always been and as it will always be, they’ll say. Added to that, true political opponents of the regime – of the kind that never was in power to begin with – typically do not inspire much confidence amongst the middle class and the masses. They are not often viewed as a credible alternative to the one that’s in charge right now.

For the most part, the countries that are in turmoil now do not have any form of democratic tradition, nor any reliance on the rule of law. One result is that, once the despot is ousted, public trust that someone who comes out of nowhere – a revolt leader for instance, or parties that have forever been in opposition without governing experience – could actually run the country is very low. Instead, the people would tend to rely more on some (former) number Two or Three from the regime. Because they would trust him to run the country smoothly, with support rather than active resistance from the bureaucracy and military, and because it’s better to have the devil you know, than the one you don’t know.

So, more likely than not, Tunesia and other countries will continue to be ruled by just another off-shoot of a corrupt and incompetent elite. And if he manages to soothe the public with price reductions and a symbolic measure or two, nothing will be heard from the uprising again.

Is this the only option? Of course not. It is possible that a former regime loyalist takes the reigns, but that he is a truly reformed man, who believes that only true political and economic reform will serve his and his country’s people’s long term interest.

Look for the signs. Who stays, and who goes from the Halls of Power in the upcoming weeks? Will oppressive laws be abolished quickly? Will the state loosen it’s grip on the economy and the country’s resources? What happens to the privileges of the elite? Is the unrest a case of the masses, or are the middle and higher classes involved too? It’s developments like these that would separate the reformer from the poseur. Until then, free and democratic countries and their leaders should be very careful about who they support in the political struggle that is unfolding. We don’t know who our friends are yet.